Powerpoint with reading, speaking and listening exercises about countries and travelling vocabulary in Dutch. Suitable for total beginners of Dutch or Key Stage 3.
The following vocabulary is included:
COUNTRIES:
Engeland
Groot-Brittannië
Het Verenigd Koninkrijk
Londen
Nederland
België
Frankrijk
Duitsland
Spanje
Amerika
VERB ‘WONEN’:
ik woon
jij woont
hij/zij/het woont
u woont
wij wonen
jullie wonen
zij wonen
KEY PHRASES COUNTRIES:
Waar woon jij/je?
Ik woon in…
Waar kom je vandaan?
Ik kom uit…
TRAVEL VOCABULARY:
Het water
De koffie
De thee
De frisdrank
Het broodje
Het/de ticket
De krant
Het tijdschrift
Het paspoort
De identiteitskaart
Het toilet/de wc
Het café
De luchthaven
Het treinstation
KEY PHRASES TRAVELLING
Mag ik u wat vragen?
Nee, liever niet.
Ja, natuurlijk.
Graag gedaan.
Alstublieft.
Dankuwel/Hartelijk dank.
Ik begrijp u niet.
Waar is de/het…?
Kunt u dat herhalen, alstublieft?
Ik spreek een beetje Nederlands.
Kunt u mij helpen, alstublieft?
Something went wrong, please try again later.
This resource hasn't been reviewed yet
To ensure quality for our reviews, only customers who have purchased this resource can review it
Report this resourceto let us know if it violates our terms and conditions.
Our customer service team will review your report and will be in touch.