Lesson 12: Past Tense (Perfectum), separable verbs, the weather in Dutch.

Powerpoint with reading, speaking and listening exercises about past tense (Perfectum), separable verbs in the past tense and the weather in Dutch. Suitable for beginners/intermediate of Dutch or Key Stage 3/4.

The following vocabulary is included:

wonen (to live) – ik heb gewoond.
werken (to work) – ik heb gewerkt.
sneeuwen (to snow) – het heeft gesneeuwd.
regenen (to rain) – het heeft geregend.
horen (to hear) – ik heb gehoord.

eten (to eat) – ik heb gegeten
zien (to see) – ik heb gezien
vinden (to find) – ik heb gevonden
nemen (to take) – ik heb genomen
vergeten (to forget) – wij hebben vergeten

lopen (to walk) – ik ben gelopen
klimmen (to climb) – ik ben geklommen
gaan (to go) – ik ben gegaan
stoppen (to stop) – ik ben gestopt

VERBS WITH ‘ZIJN’:
Ik ben geweest = I have been
Ik ben geworden = I have become
Ik ben gebleven = I have stayed

Het is gebleken = It has appeared
Het is geleken = It has looked like
Het is geschenen = It has seemed

Het is geheten = It has been called
Het is gedunkt = It has been deemed
Het is voorkomen = It has been prevented

SEPARABLE VERBS IN THE PERFECTUM:
Ik ben opgestaan.
Ik ben meegereden.
Ik heb aangetrokken.
Ik heb aangedaan.
Ik heb uitgedaan.
Ik heb uitgetrokken.
Ik ben aangekomen.
Ik ben thuisgekomen.
Ik ben thuisgebleven.

WIND DIRECTIONS:
Het noorden
Het noordoosten
Het oosten
Het zuidoosten
Het zuiden
Het zuidwesten
Het westen
Het noordwesten

SEASONS:
De lente
De zomer
De herfst
De winter

WEATHER:
Het is heet.
Het is warm.
Het is koud.
Het is zonnig.
Het is bewolkt.
Er is veel bewolking.
Het regent.
Het sneeuwt.
Het hagelt.
Het dondert en bkliksemt/het ontweert.
Het regent en sneeuwt.
De onweersbui.
De vorst
Het vriest
De dooi
De mist
De wind
Het waait hard.